Koi of Nishikigoi is de gekleurde variant van de gewone karper (Cyprinus Carpio), die door selectief kruisen in heel veel verschillende kleuren leverbaar zijn.
Koi komen oorspronkelijk uit Azië waar ze als voedsel dienden voor de mensen en werden ongeveer 1000 jaar geleden via China en Korea naar Japan gebracht.
Pas in de 19e eeuw werden de eerste koi zoals we die nu kennen gekweekt door Japanse kwekers.
Tegenwoordig is Niigata Prefecture het middelpunt van de koi industrie.
In het voorjaar worden de ouderdieren bij elkaar gezet om voor nageslacht te zorgen. Vroeger gebeurde dat in kleine buitenvijvers, tegenwoordig worden geselecteerde ouderdieren bij elkaar gezet in binnenbassins.
Wanneer de kleine koi (± 12 mm) kunnen zwemmen worden ze naar de buitenvijvers gebracht om op te kunnen groeien. Deze vijvers bevatten veel natuurlijk voedsel, wat de groei en bouw van de koi ten goede komt.
In het najaar worden de koi geselecteerd en naar binnenbassins gebracht voor verkoop en/of overwinteren.
Overwinterende koi die niet voor verkoop zijn worden verwarmd gehouden en krijgen voldoende voer om door te groeien. Kleine koi voor verkoop worden niet in verwarmde bassins gehouden en worden weinig gevoerd.
De meeste koi die naar Europa komen zijn Tosai (1 jaar oud), Nisai (2 jaar oud) en Sansai (3 jaar oud).
In het voorjaar worden de tosai met het vliegtuig verstuurd naar Europa. Dit gebeurt in plastic zakken voorzien van genoeg zuurstof voor de lange reis (30-40 uur).
Bij de importeur verblijven de koi enkele weken in quarantaine. Na de quarantaine periode worden de koi verkocht aan handelaren en tuincentra, waar de koi te koop zijn voor particulieren.